…Aan boord van de ‘Hector’ in Libië sliepen ook de duikers.
Ze controleerden de olieleidingen naar de beurten op lekkages of brachten reparaties aan.
Zij werkten ook bij Wijsmuller.
Werken deden ze op een werkbak, de L-4, die elke morgen naar een gewenste plek gesleept werd en in de middag weer terug.
Dan kwamen de duikers weer aan boord en mocht de liefhebber de duikflesjes gebruiken.
Ook ik deed dat regelmatig.
Niets geen duikpak aan, gewoon in je zwembroek, flessen op je rug, masker op en te water!
In het haventje kon je niet verder dan vier meter diep gaan.
Dan controleerde ik de romp van het schip, schroef, roer en de zinkstukken.
Soms scharrelde ik over de bodem, in de hoop iets te vinden.
Op een keer deed ik weer de duikflesjes op mijn rug.
Met flippers aan je voeten plonsde je van de steigerbak het water in.
Terwijl ik langs de romp van de ‘Hector’ gleed, moest ik toch flink aan het beademings-apparaat zuigen.
Na de controle van de scheepshuid kwam ik weer aan de wal en vol bewondering ging ik naar de duikers toe.
‘Jullie moeten toch longen als blaasbalgen hebben’.
‘Hoezo?’ was hun wedervraag.
‘Nou, ik moest flink zuigen voor wat lucht’, antwoordde ik.
De flesjes werden door hen gecontroleerd, niets aan de hand daarmee.
Ik was gewoon met lege flesjes ondergedoken en daar had ik nu vacuüm in getrokken.
Geef een reactie