…Er is geen groter vermaak dan leedvermaak.
Aan boord werden er natuurlijk geintjes met elkaar uitgehaald.
Zo hadden we eens een kok aan boord die dol was op vissen.
We konden niet even stil liggen, of hij stond al met zijn hengel op de kont.
Als hij nog wat in de kombuis moet rommelen, halen wij gauw zijn lijn binnen en verwisselen het aas voor een blikje ‘haring in tomatensaus’.
Bij zijn terugkomst stond natuurlijk iedereen ongeïnteresseerd overal heen te kijken.
De spijsbereider zelf was niet geamuseerd toen hij zijn vangst binnenhaalde.
Een kok is machtig aan boord van een schip, dus kregen we als straf gebakken eieren in plaats van ‘vlampijpen’.
Zo hadden meer gerechten aan boord bijnamen: punten en strepen of marconistenvoer, sopdotten, ouwe-mannetjes-vlees, Groningse rijsttafel (die werd meestal op de evenaar genuttigd), blaassoep, berenlappen, kangaroo-keutels, drijfijs, brood- of Tom Okkerballen.
Meestal op deze wijze verwoord:
Laat je leven niet vergallen,
door de kok zijn broodballen.
Als opsnit hadden we vaak: sterf-op-straat-worst en vette lappen.
De kaas zweette harder dan de bemanning.
Waar ik helemaal geen liefhebber van was, waren spruitjes.
Uit blik en die nog eens doorgekookt werden.
Als tennisballen lagen ze op de maag, dagenlang had je er geen plezier aan.
Trouwens, de victualiën konden ook wat ongehoords bezitten: insecten!
Meeltorren, de daarvan afkomstige meelwormen, kakkerlakken, rijstkevers en wat al niet meer dat kroop of rondvloog in het proviandruim.
Voor de kok ondoenlijk deze te verwijderen en zo verschenen ze knapperig op je bord of in je boterham.
We waren echte scheepssmulpapen die het er allemaal met afgrijzen tussenuit peuterden.
Sommige koks waren befaamd om hun ‘jachtschotel’.
Wij zeiden oneerbiedig: hij heeft zijn koelcel weer eens schoon gemaakt.
Ondefinieerbaar wat hij er allemaal ingestopt had?
Erwtensoep werd ook graag gegeten.
Al was niet iedereen daar gecharmeerd van, want met ‘snert’ kon je slecht weer over je afroepen.
Bijgeloof was er altijd aan boord.
Dat was het ook als je op de beting sloeg met een hamer.
Blazen deed het in ieder geval wel.
De ‘soep van boempsie’ was heel speciaal aan boord, een echte zwaarweer soep.
Het bevatte hoofdzakelijk knoflook en tabasco.
Je zweette daarna knoflook en stonk er ook naar.
Een uur tegen de wind in, maar het brouwsel was heerlijk!
Ook was er weleens soep die je verwijtend aankeek door de meegekookte visjes.
Sommige opvarenden waren kunstenaars in het bereiden van culinaire hoogstandjes met ingrediënten uit de voorraadkast van de ‘chef’.
Aan de wal zal je ze nooit proeven.
Kostelijke schurfies!
Het eten bepaalde de stemming aan boord en een goede kok is onontbeerlijk daarbij.
Al waren er koks bij de maatschappij die een goed blik konden opentrekken.
De was.
Zo gek was dat nog niet. Wassen met zout water. Goed voor de kleur en het tegengaan van vlekken. Maar dat zal niet veel hebben geholpen. Je zei altijd, niet schoon, maar wel fris.
liefs.